Mijn kind is klein en gaat naar de kinderarts

In het kort

In het kort

  • De kinderarts kan onderzoeken waardoor uw kind klein is.
  • Onder andere door het stellen van vragen, lichamelijk onderzoek, bloedonderzoek of een röntgenfoto van de hand en pols.
  • Na onderzoek is er niet altijd een oorzaak gevonden.
  • Uw kind is dan ‘gewoon’ klein.
  • Soms kan uw kind worden behandeld met groeihormoon.

Wat is het

Waardoor kan een kind klein zijn?

De meeste kleine kinderen zijn ‘gewoon’ klein. Ze zijn gezond. Ze zijn alleen wat kleiner dan hun leeftijdgenoten.

Lengte is voor een groot deel erfelijk bepaald. Kleine ouders hebben vaak kleine kinderen.

Soms is een kind klein door:

  • Een ziekte, zoals een darmziekte (bijvoorbeeld coeliakie), nierziekte of een ernstige longziekte.
  • Een syndroom of erfelijke afwijking, zoals het Turner-syndroom (bij meisjes) of een afwijking van het SHOX-gen.
  • Een aangeboren groeistoornis van het bot. Botten zijn dan korter dan normaal. Een kind heeft dan bijvoorbeeld een normaal bovenlichaam, maar kortere armen en benen.
  • Te veel of te weinig hormonen. Bijvoorbeeld te weinig groeihormoon of schildklierhormoon of te veel bijnierschorshormoon.
  • Alcoholgebruik door de moeder in de zwangerschap.
  • Roken door de moeder in de zwangerschap.
  • Sommige medicijnen die het kind krijgt, bijvoorbeeld prednison of middelen die gebruikt worden bij ADHD. Een kind kan hierdoor tijdelijk minder goed groeien.
  • Lange tijd ongezonde voeding.
  • Mishandeling of verwaarlozing.

prednison

Prednison is een bijnierschorshormoon, ook wel corticosteroïd genoemd.
Bijnierschorshormonen remmen ontstekingen en overgevoeligheidsreacties. Ze zijn ook nodig om energie, mineralen en zouten vrij te maken en op te slaan.

Artsen schrijven prednison voor bij:

  • Ziektes met ernstige ontstekingen. Bijvoorbeeld luchtwegontstekingen (zoals COPD), reumatische aandoeningen (zoals reuma, polymyalgie en jichtaanvallen), darmziekten (namelijk colitis ulcerosa en de ziekte van Crohn), het syndroom van Sjögren, bepaalde oogontstekingen, clusterhoofdpijn, lupus erythematodes (LE), ernstige huidontstekingen (zoals bij lepra), bepaalde bloedziekten (zoals de bloedstollingsziekte ITP), de ziekte van Duchenne (spierziekte), Bellverlamming (een vorm van gezichtsverlamming), bij nierziektes, zoals het nefrotisch syndroom en bij netelroos. Ook bij ontstekingen bij tuberculose (van het hartzakje en van de hersenen).
    Bij ontstekingsziekten wordt het op verschillende manieren gebruikt: in een hoge dosering voor een paar dagen tot weken (stootkuur) en in een lagere dosering voor meerdere maanden (langdurige behandeling). Artsen schrijven het meestal voor als stootkuur.
  • Prednison wordt ook gebruikt om afstotingsreacties tegen te gaan. Na orgaantransplantaties en als onderdeel van een behandeling bij kanker.
  • Ook wordt het gebruikt om een tekort aan lichaamseigen bijnierschorshormonen aan te vullen. Zoals bij de bijnierziekten de ziekte van Addison, de ziekte van Cushing en het adrenogenitaal syndroom. Als het op deze manier gebruikt wordt heet het substitutietherapie.

Ziektes waarbij prednison wordt gebruikt zijn:

Kijk voor meer informatie op Apotheek.nl.
Onderzoeken

Onderzoek door de kinderarts als uw kind te klein is

Uw kind is kleiner of groeit langzamer dan andere kinderen. De kinderarts kan onderzoeken hoe dat komt.
Het is goed om de reden te weten. Soms is een kind klein door een ziekte of een aangeboren afwijking. Het is dan belangrijk dat uw kind een behandeling krijgt.

Soms kan een behandeling ervoor zorgen dat een kind een ‘normale’ lengte krijgt.

Hoe gaat het onderzoek?

Hoe gaat het onderzoek bij de kinderarts als mijn kind klein is ?

  • Mogelijk krijgt u al vόόr het onderzoek bij de kinderarts een vragenlijst toegestuurd. Het is belangrijk dat u die zo goed mogelijk invult.
  • De kinderarts vraagt u ook of u alle informatie over de groei van uw kind wil opvragen bij het consultatiebureau of de schoolarts van uw kind.
  • Heeft u een groeiboekje van uw kind, neem dit dan mee naar de kinderarts.

De arts stelt allerlei vragen. Bijvoorbeeld:

  • hoe lang u en uw familieleden zijn
  • of er tijdens de zwangerschap of bevalling bijzonderheden waren
    Bijvoorbeeld:
    • of uw kind na de geboorte een lage bloedsuiker had
    • of uw kind geelzucht had
    • of uw kind te vroeg geboren is
    • wat het gewicht en de lengte was bij de geboorte
  • of uw kind operaties of ongelukken heeft gehad
  • of uw kind medicijnen gebruikt

Lichamelijk onderzoek

De arts onderzoekt uw kind. Hij/zij luistert naar het hart van uw kind en voelt aan de buik. De arts meet:

  • hoe lang uw kind is
  • hoe lang de armen en benen zijn
  • hoe groot het hoofd is
  • het gewicht

De arts vergelijkt deze metingen met de gemiddelden van andere kinderen.

Ook kijkt de kinderarts of uw kind kenmerken heeft die bij een syndroom of erfelijke afwijking voorkomen. Bijvoorbeeld in het gezicht, aan de handen, de voeten, de huid, het gebit, de botten of een bepaalde manier van lopen of praten.

De arts meet ook de lengte van de vader en moeder.

Röntgenfoto van de pols en hand

Er wordt een röntgenfoto van de hand en pols van uw kind gemaakt. De arts kan zien of er afwijkingen aan het bot zijn. Ook vergelijkt de arts de röntgenfoto met andere röntgenfoto’s van kinderen van verschillende leeftijden. Zo bepaalt de arts de skeletleeftijd van uw kind.
De skeletleeftijd kan anders zijn dan de echte leeftijd van uw kind.

Bloedonderzoek

Er wordt bloed afgenomen bij uw kind. Dat wordt onderzocht in het laboratorium. Het bloed kan bijvoorbeeld laten zien:

  • of uw kind ontstekingen heeft
  • of uw kind te weinig heeft van bepaalde stoffen
  • of uw kind een hormonale ziekte heeft

Verder wordt soms ook de ontlasting onderzocht (bij kinderen boven de 10 jaar die langzaam groeien en mager zijn geworden). Daaraan is te zien of uw kind een darmziekte heeft, zoals de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa.

Extra onderzoek

Extra onderzoek als een kind klein is


Soms is DNA-onderzoek nodig. Dan wordt onderzocht of er afwijkingen zijn in het erfelijk materiaal van uw kind.

Turner- syndroom
Bij meisjes met een kleine lengte of met bepaalde kenmerken, wordt gekeken of ze het Turner-syndroom hebben. Bij het Turner-syndroom ontbreekt één X-chromosoom helemaal of gedeeltelijk. Dit zorgt voor onder andere een kleine lengte, geen of bijna geen borstontwikkeling en een brede nek.

Onderzoek naar het SHOX-gen
Kinderen met afwijkingen in het SHOX-gen zijn klein. Ze hebben vaak korte onderbenen en onderarmen. De botten in de pols kunnen ook anders in elkaar zitten. Ziet de kinderarts dit bij uw kind, dan kan hij DNA-onderzoek adviseren.

Uitgebreid DNA-onderzoek
De kinderarts kan uw kind verwijzen naar een ziekenhuis waar ze gespecialiseerd zijn in groeistoornissen. Daar is uitgebreider onderzoek mogelijk.

Hoe gaat het verder

Hoe gaat het verder als mijn kind klein is?

  • Het kan zijn dat er geen oorzaak te vinden is. Uw kind is ‘gewoon’ klein. Een behandeling of een dieet is dan niet nodig. Vanaf de leeftijd van 10 jaar kan de kinderarts u vertellen hoe lang uw kind ongeveer zal worden.
  • Is uw kind klein door een ziekte? Bijvoorbeeld van de darmen, nieren, de schildklier of de longen? Dan wordt die ziekte behandeld.
  • De röntgenfoto van de hand en pols kan laten zien dat de skeletleeftijd van uw kind lager is dan haar/zijn echte leeftijd. Dan kan uw kind nog langere tijd door groeien. Uw kind kan de groeiachterstand dan eventueel inhalen.
  • Bij te weinig groeihormoon kan uw kind extra groeihormoon krijgen. U moet het elke dag met een prik net onder de huid inspuiten. Groeihormoon kan er ook bij bepaalde syndromen voor zorgen dat uw kind wat groter wordt. Bijvoorbeeld bij het Turner-syndroom, afwijkingen in het SHOX-gen, het Prader Willi-syndroom en bij kinderen die al bij de geboorte klein zijn en klein blijven.
  • Voor sommige erfelijke afwijkingen is (nog) geen behandeling. De arts kan u vertellen hoe het verder gaat met uw kind.
Meer informatie

Meer informatie over een te kleine lengte

• Informatie over groeistoornissen vindt u op Groeiwijzer.
• Informatie over erfelijke oorzaken van groeistoornissen en syndromen vindt u bij het Erfocentrum.
• Informatie over het Turner-syndroom vindt u bij Turner Contact Groep.
• De Nederlandse Vereniging voor Groeihormoondeficiëntie en Groeihormoonbehandeling geeft informatie over groeihormoon.

We hebben de informatie over een kleine lengte gemaakt met:

Deze tekst is aangepast op
FMS

Vond je deze informatie nuttig?

Vond je deze informatie nuttig?
Heb je een tip hoe wij Thuisarts.nl kunnen verbeteren?