In het kort

  • De kinderarts onderzoekt waarom je kind klein is of langzamer groeit.
  • De arts stelt je vragen en onderzoekt daarna je kind.
  • Ook krijgt je kind een röntgenfoto van de hand en pols en bloedonderzoek.
  • Als de kinderarts weet waarom je kind klein is, is er soms een behandeling.
  • Soms is er geen duidelijke oorzaak waarom je kind klein is.

Wanneer wordt je kind doorgestuurd naar de kinderarts?

Op het consultatie-bureau wordt regelmatig gemeten hoe lang je kind is. En hoe snel je kind groeit. De jeugdarts kan dit ook doen. De arts vergelijkt de lengte van jouw kind met kinderen die even oud zijn. En met de lengte van de ouders.

Hierdoor wordt duidelijk of jouw kind kleiner is dan andere kinderen van dezelfde leeftijd. Of dat je kind langzamer groeit. Je huisarts of de arts van het consultatie-bureau kan je kind dan doorsturen naar de kinderarts. Die onderzoekt waarom je kind klein is of langzaam groeit.

Hoe bereid je je voor op een afspraak bij de kinderarts?

Vaak krijg je voor de afspraak een lijst met vragen opgestuurd. Vul die vragenlijst zo goed mogelijk in.

Vraag ook bij het consultatie-bureau of bij de jeugdarts om informatie over de groei van je kind. Neem deze informatie mee naar je afspraak met de kinderarts. Heb je een groeiboekje van je kind? Neem dit boekje dan ook mee.

Met deze informatie kan de kinderarts je kind sneller en beter helpen.

Wat gebeurt er tijdens je afspraak bij de kinderarts?

De kinderarts vraagt je eerst deze dingen:

  • Hoe lang zijn de ouders? En soms: hoe lang zijn andere mensen in de familie?
  • In welk land zijn de ouders geboren? En in welk land de opa's en oma's?
  • Wanneer kwamen de ouders in de puberteit? Was dat vroeg, gemiddeld of laat?
  • Hoe oud was de moeder toen ze voor het eerst ongesteld werd?
  • Was er iets bijzonders tijdens de zwangerschap, bevalling of kort na de geboorte van je kind. Bijvoorbeeld dat je kind te vroeg geboren is, of je kind na de bevalling een laag bloedsuiker had of een gele huid en geel oogwit (geelzucht).
  • Wat was de lengte en het gewicht van je kind bij de geboorte?
  • Heeft je kind ongelukken of operaties gehad?
  • Gebruikt je kind medicijnen?
  • Eet je kind goed?

Onderzoek van het lichaam

Na het gesprek onderzoekt de arts je kind. De arts luistert naar het hart en de longen van je kind en voelt aan de buik. Ook meet de arts deze dingen:

  • hoe lang je kind is
  • hoe lang de armen en benen van je kind zijn
  • hoeveel je kind weegt
  • hoe groot het hoofd van je kind is

Je arts vergelijkt deze metingen met de metingen van kinderen van dezelfde leeftijd.

Ook kijkt de arts of die iets bij je kind kan zien wat past bij een ziekte door een foutje in het DNA. Of door een foutje in de chromosomen. DNA zit in chromosomen, in de cellen van ons lichaam. Dit bepaalt hoe je eruitziet en hoe je lichaam werkt.
Je arts kijkt bijvoorbeeld naar het gezicht van je kind en de handen en voeten. En naar de huid, het gebit, de botten en de manier waarop je kind loopt of praat.

Welke andere onderzoeken krijgt je kind?

Je kind krijgt ook nog deze onderzoeken:

  • Een röntgenfoto van de hand en pols.
    Je kind krijgt een röntgenfoto van de hand en pols. De arts ziet zo hoe de botten van je kind eruitzien. De arts bekijkt of de botten de juiste vorm hebben en of het past bij de leeftijd van je kind.
  • Bloedonderzoek.
    Er wordt bloed geprikt bij je kind. Dit bloed wordt onderzocht in het laboratorium. Je arts kan zo zien of je kind misschien niet tegen gluten kan (coeliakie) of een ontsteking heeft. Of een ziekte van de hormonen.

Soms wordt ook de poep van je kind onderzocht. Zo kan de arts zien of je kind misschien een darmziekte heeft, zoals de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa.

Onderzoek van DNA en chromosomen

Ook kan je kind DNA-onderzoek of onderzoek van de chromosomen krijgen. Met DNA-onderzoek kan je arts zien of je kind misschien een ziekte heeft door een foutje in het DNA. Met chromosoom-onderzoek kan je arts zien of je kind misschien te veel of te weinig chromosomen heeft. Deze onderzoeken worden meestal gedaan met bloedonderzoek.

Waardoor kan je kind klein zijn?

De meeste kleine kinderen zijn gewoon gezond. Ze zijn alleen wat kleiner dan andere kinderen.
Hoe lang je kind wordt, hangt vooral af van hoe lang de ouders zijn. Zijn de ouders klein? Dan is het kind vaak ook klein.

Te klein door een ziekte

Soms is je kind te klein door een ziekte. Bijvoorbeeld door deze ziektes:

  • Te veel hormonen of te weinig hormonen. Je kind kan bijvoorbeeld te weinig groeihormoon hebben.
  • Een darmziekte zoals coeliakie, een ziekte van de nieren of een ziekte van de longen.
  • Je kind wordt geboren met een ziekte waarbij de botten korter zijn dan normaal. Je kind heeft dan een normaal bovenlichaam maar kortere armen en benen.
  • Een ziekte door een foutje in het DNA of in de chromosomen. Bijvoorbeeld het syndroom van Turner bij meisjes. Lees hier meer over het syndroom van Turner.

Te klein door andere oorzaken

  • Je kind eet al lange tijd niet gezond. Hierdoor kan het lichaam minder goed groeien.
  • Als de moeder tijdens de zwangerschap rookte of alcohol dronk. Je kind kan hierdoor minder goed groeien.
  • Sommige medicijnen die je kind gebruikt. Zoals het medicijn of medicijnen bij ADHD. Hierdoor kan je kind tijdelijk minder goed groeien.

prednison

Prednison is een bijnierschorshormoon, ook wel corticosteroïd genoemd.
Bijnierschorshormonen remmen ontstekingen en overgevoeligheidsreacties. Ze zijn ook nodig om energie, mineralen en zouten vrij te maken en op te slaan.

Artsen schrijven prednison voor bij:

  • Ziektes met ernstige ontstekingen. Bijvoorbeeld luchtwegontstekingen (zoals COPD), reumatische aandoeningen (zoals reuma, polymyalgie en jichtaanvallen), darmziekten (namelijk colitis ulcerosa en de ziekte van Crohn), het syndroom van Sjögren, bepaalde oogontstekingen, clusterhoofdpijn, lupus erythematodes (LE), ernstige huidontstekingen (zoals bij lepra), bepaalde bloedziekten (zoals de bloedstollingsziekte ITP), de ziekte van Duchenne (spierziekte), Bellverlamming (een vorm van gezichtsverlamming), bij nierziektes, zoals het nefrotisch syndroom en bij netelroos. Ook bij ontstekingen bij tuberculose (van het hartzakje en van de hersenen).
    Bij ontstekingsziekten wordt het op verschillende manieren gebruikt: in een hoge dosering voor een paar dagen tot weken (stootkuur) en in een lagere dosering voor meerdere maanden (langdurige behandeling). Artsen schrijven het meestal voor als stootkuur.
  • Prednison wordt ook gebruikt om afstotingsreacties tegen te gaan. Na orgaantransplantaties en als onderdeel van een behandeling bij kanker.
  • Ook wordt het gebruikt om een tekort aan lichaamseigen bijnierschorshormonen aan te vullen. Zoals bij de bijnierziekten de ziekte van Addison, de ziekte van Cushing en het adrenogenitaal syndroom. Als het op deze manier gebruikt wordt heet het substitutietherapie.

Ziektes waarbij prednison wordt gebruikt zijn:

Kijk voor meer informatie op Apotheek.nl.

Hoe gaat het verder als je kind klein is?

Soms is er geen duidelijke reden waarom je kind klein is. Je kind is dan gezond maar klein. Je kind kan dan meestal ook geen behandeling krijgen. De kinderarts bespreekt samen met de ouders of er iets nodig is om te zorgen dat je kind beter groeit.

Is je kind klein door een ziekte? Dan kan je kind daar vaak een behandeling voor krijgen.

Extra groeihormoon

Soms heeft je kind extra groeihormoon nodig. Door het groeihormoon groeit je kind beter. Je kunt het groeihormoon zelf inspuiten bij je kind met een prik net onder de huid. Dit doe je 1 keer per dag in de avond. Je kind kan dit ook zelf doen als het oud genoeg is. Je kind krijgt het groeihormoon tot het volwassen is en niet meer groeit.

Je kind kan bijwerkingen krijgen van groeihormoon, maar dit komt heel weinig voor. Je kind kan last krijgen van deze dingen:

  • Als je kind net is begonnen met groeihormoon: hoofdpijn, misselijk zijn en overgeven. De armen of benen van je kind kunnen dikker zijn omdat het lichaam vocht vasthoudt.
  • Als je kind al een tijd groeihormoon krijgt: spierpijn of pijn in de gewrichten. Het bot in de heup van je kind kan verschuiven, waardoor het verkeerd gaat staan.

Heeft je kind een ziekte door een foutje in het DNA of in de chromosomen? Dan kan je kind soms ook extra groeihormoon krijgen. Je kind wordt dan net wat groter.

Meer informatie over als je kind klein is

  • Meer informatie over een ziekte door een foutje in je DNA en over DNA-onderzoek: Erfocentrum.
FMS
Deze tekst is aangepast op