In het kort
- Kinderen zijn soms onhandig.
- Ze vallen of botsen soms. Of stoten hun beker drinken om. Dit hoort bij kinderen.
- Bij sommige kinderen gebeurt dit veel vaker dan bij andere kinderen van dezelfde leeftijd.
- Zij kunnen ook moeite hebben met leren van taken die met bewegen te maken hebben. Zoals leren zwemmen, leren schrijven of leren gooien met een bal.
- Maak een afspraak bij de huisarts als u zich zorgen maakt.
- De huisarts kan uw kind doorsturen naar een therapeut.
- De therapeut helpt uw kind met bewegen door te oefenen.
Wat merk ik als mijn kind onhandig beweegt?
Kinderen kunnen regelmatig vallen als ze aan het lopen of rennen zijn. Of ze botsen ergens tegenaan. Of ze gooien soms een beker drinken om. Of leren fietsen of zwemmen gaat heel lastig.
Het kan ook zijn dat uw kind moeite heeft met kleine bewegingen. Zoals bestek gebruiken bij het eten of tekenen met een potlood. Dit kan erg vervelend zijn voor uw kind en ook voor u.
Het kan lijken alsof uw kind slordig is en geen interesse heeft om het beter te doen. Het kan eruitzien alsof uw kind zijn best niet doet. Hij of zij kan boos worden of wil bepaalde dingen niet meer doen.
Waar kan onhandig bewegen bij kinderen door komen?
Er zijn veel kinderen die wat onhandig zijn met bewegen. Dit kan door verschillende dingen komen:
- Sommige kinderen bewegen minder dan andere kinderen. Zij zullen misschien sneller vallen of botsen. Andere kinderen spelen erg wild. Dit hoort bij kinderen.
- Elk kind ontwikkelt op zijn eigen snelheid. Soms is een kind op jonge leeftijd niet zo goed in sport of gym. Dat kan komen omdat het kind nog wat meer oefening nodig heeft. Als het kind ouder wordt en meer heeft geoefend, gaat het wel goed.
- Soms ziet een kind niet goed en botst daardoor sneller ergens tegenaan.
- Of een kind heeft overgewicht, waardoor bewegen moeilijker gaat.
- Soms is er een duidelijke oorzaak dat kinderen onhandig bewegen. Zoals een verstandelijke beperking, jeugdreuma of een spierziekte.
Er zijn ook kinderen die moeite hebben met bewegen en het leren van nieuwe bewegingen, zonder dat precies duidelijk is waardoor dit komt. Het kind heeft hierdoor problemen thuis of op school. En kan dan niet goed meekomen met leeftijdsgenoten. Dan heeft hij of zij mogelijk DCD.
Wat kan ik zelf doen als mijn kind onhandig beweegt?
- Moedig uw kind aan om te bewegen en sporten. U kunt dit ook samen doen. Dan kunt u uw kind helpen als hij of zij dat nodig heeft.
- Vertel uw kind wat al goed gaat. Geef complimenten als uw kind blijft oefenen, ook als het moeilijk gaat.
- Laat uw kind bijvoorbeeld oefenen met knippen met een schaar en bestek gebruiken. Of kies samen met uw kind een kleurplaat of een bouwwerkje uit dat niet te moeilijk is. Of vraag uw kind om te helpen bij het koken en bakken. Kijk samen met uw kind welk deel van de taak al goed gaat en moedig uw kind aan om hiermee door te gaan.
- Blijf rustig als uw kind dingen laat vallen of iets omstoot. Meestal doet uw kind dit niet expres.
- U kunt een afspraak maken bij de huisarts als u zich zorgen maakt. Die kan u doorsturen naar iemand die uw kind kan helpen met het oefenen van de bewegingen. Dit is een therapeut voor bewegen.
Welke behandelingen zijn er voor onhandig bewegen?
U kunt met uw kind naar een therapeut voor bewegen gaan: een kinderfysiotherapeut, oefentherapeut of ergotherapeut. Uw huisarts kan u doorsturen. Of u maakt direct zelf een afspraak, zonder dat uw huisarts u doorstuurt.
De therapeut kijkt welke bewegingen het meeste moeite kosten bij uw kind. Uw kind oefent deze bewegingen samen met de therapeut. Of de therapeut leert uw kind manieren om eerst na te denken over de bewegingen en ze dan pas te doen. U krijgt misschien oefeningen mee voor thuis. De therapeut legt dan uit hoe u thuis de oefeningen met uw kind het beste kunt doen.
Hoe gaat het verder bij onhandig bewegen?
Na 3 maanden oefenen kijkt de therapeut of er verbetering is. Heeft het oefenen geholpen, dan kan de therapie worden gestopt, of uw kind kan nog hulp blijven krijgen van de therapeut.
Als er na 3 maanden niet genoeg is verbeterd, kunt u dit bespreken met de huisarts. De huisarts kan u doorsturen naar een revalidatiearts voor kinderen. Die kan onderzoeken of uw kind mogelijk DCD heeft.
Onderzoek naar DCD
Een revalidatiearts voor kinderen en verschillende therapeuten onderzoeken samen uw kind. Als ouders krijgt u vragen over uw kind. Bijvoorbeeld hoe het op school gaat en hoe het thuis gaat. Ook uw kind zelf zal vragen beantwoorden. De juf of meester van uw kind kan ook informatie geven. Of anderen die uw kind vaak zien, zoals opa en oma of leiders van de kinderopvang.
De therapeuten doen testen met uw kind om te kijken hoe uw kind beweegt. Bijvoorbeeld testen met een bal vangen of evenwicht. En ze kijken hoe uw kind dingen doet, zoals aankleden, een boterham smeren, schrijven en spelen.
Uw kind heeft mogelijk DCD bij deze 4 dingen:
- Bewegen en leren van nieuwe bewegingen gaat slechter dan bij kinderen van dezelfde leeftijd.
- Uw kind heeft hier last van op meer plekken, bijvoorbeeld bij het doen van dingen thuis, op school en bij het spelen en sporten.
- De eerste problemen zijn er al op jonge leeftijd.
- De problemen komen niet door iets anders, bijvoorbeeld een andere ziekte.
Wanneer kan ik contact met de huisarts opnemen?
U kunt in de volgende gevallen een afspraak maken met uw huisarts:
- U maakt zich zorgen over het bewegen of het onhandige gedrag van uw kind.
- U hoort van opa, oma, begeleiders van de opvang, juf of meester dat uw kind erg onhandig is en moeite heeft met taken die met bewegen te maken hebben.
- Uw kind krijgt al hulp bij het bewegen en het onhandige gedrag en er is na 3 maanden nog niet genoeg verbetering.
Meer informatie over DCD
- Meer informatie over onhandig bewegen en DCD is te vinden op de website van oudervereniging Balans.
- Wat andere mensen vinden van een ziekenhuis of arts: Zorgkaartnederland.nl.
We hebben de informatie gemaakt met:
- de richtlijn voor artsen over Diagnostiek en behandeling van kinderen, adolescenten en volwassenen met Developmental Coordination Disorder (DCD).