Sommige mensen worden ermee geboren. Bij andere mensen raakt de oogzenuw later beschadigd.
U krijgt onderzoek om te kijken of u een erfelijke vorm heeft.
Heeft u de erfelijke vorm, vertel dit dan aan uw broers, zussen en kinderen.
Wat is opticusatrofie?
De oogzenuw bestaat uit hele dunne draadjes (vezels). Bij opticusatrofie zijn er steeds minder van die draadjes. Ze sterven af. De zenuw wordt dunner.
De oogzenuw geeft signalen uit het oog door aan de hersenen. Als de oogzenuw dunner is, lukt dat niet meer goed. U gaat slechter zien of kunt zelfs blind worden. Hoe snel dit gaat, is bij iedereen anders.
Klachten bij opticusatrofie
Bij opticusatrofie gaat u slechter zien. Dat kan op verschillende manieren gebeuren:
De oogarts kan u verwijzen naar een specialist in erfelijkheid (klinisch geneticus). De arts onderzoekt of de ziekte bij u erfelijk is. De arts maakt een stamboom en doet DNA-onderzoek. U krijgt geen verwijzing naar de erfelijkheidsarts als duidelijk is dat de oogziekte een andere oorzaak heeft.
Is het erfelijk? Vertel dat aan uw broers, zussen en kinderen. Zij hebben namelijk meer kans om deze ziekte ook te krijgen. Zij kunnen hun huisarts bellen. Hij/zij kan ze verwijzen naar de arts voor DNA-onderzoek.
Horen dat u opticusatrofie heeft, maakt veel emoties los. Allerlei vragen kunnen door uw hoofd gaan. Wat gaat er gebeuren? Hoe snel ga ik slechter zien? Word ik blind of blijf ik nog gedeeltelijk zien? Het is verstandig daar met anderen over te praten. Het kan u opluchten en meer duidelijkheid geven.
Ga gerust naar uw huisarts of uw oogarts.
Zoek contact met lotgenoten als u dit prettig vindt. Dit kan via de Oogvereniging.