In het kort

  • Je voelt je bijna de hele tijd erg angstig en bezorgd over dagelijkse dingen. Dit heet een gegeneraliseerde angststoornis.
  • Blijf dingen doen die angst geven. Zo leer je omgaan met de angst.
  • Wat ook helpt, is gedachten leren die jou helpen.
  • Je kunt hulp krijgen van je huisarts, de praktijkondersteuner of een psycholoog. 

Wat is een angststoornis?

Bij een angststoornis ben je bijna de hele tijd bang en bezorgd. Bijvoorbeeld over je werk, je relatie, je kinderen en geld. Je denkt er steeds over na en kunt er moeilijk mee stoppen.
Ook heb je bijvoorbeeld gespannen spieren en ben je snel moe.
Je dagelijkse dingen lukken niet meer goed. Zoals slapen, eten, werken of het huishouden doen.

Als je dit 6 maanden en bijna elke dag hebt, heet het een gegeneraliseerde angststoornis (GAS).

Wat merk je bij een angststoornis?

Bij een angststoornis merk je deze dingen:

  • Je maakt je zorgen over dagelijkse dingen, zoals je werk, je kinderen of geld. Je hebt daar bijna de hele tijd een bang en bezorgd gevoel over.
  • Je denkt steeds dat er iets ergs gaat gebeuren.
  • Je maakt je zorgen over gevaren in de toekomst.
  • Je kunt je zorgen moeilijk stoppen. Je hebt er geen controle over.

Je hebt er ook een aantal van deze klachten bij:

  • een onrustig gespannen gevoel
  • slecht je aandacht bij iets kunnen houden
  • slaapproblemen
  • snel moe zijn
  • sneller boos worden of je ergeren aan dingen
  • spierpijn, gespannen spieren

De dagelijkse dingen lukken daardoor niet meer goed. Zoals slapen, eten, werken of het huishouden doen.

Waardoor krijg je een angststoornis?

Een angststoornis komt meestal door deze dingen samen:

  • je DNA
    Het DNA in je cellen geeft dan een grotere kans op een angststoornis. In sommige families hebben daardoor meer mensen angstproblemen dan in andere.
  • je karakter
    Als je bijvoorbeeld heel verlegen bent of heel gevoelig voor stress, krijg je sneller een angststoornis.
  • een storing in bepaalde delen van je hersenen
    Deze delen regelen geluk, stress en angst in je lichaam. Dat gebeurt met hormonen, zoals serotonine, adrenaline en dopamine.
  • je opvoeding en wat je hebt meegemaakt

Sommige andere ziektes maken de kans op een angststoornis groter. Bijvoorbeeld:

  • een andere psychische ziekte, zoals een depressie of verslaving
  • een lichamelijke ziekte die niet meer overgaat, zoals een longziekte of zenuwziekte

Uitleg over de cirkel van angst

Hier zie je de cirkel van angst. Die laat zien hoe te veel angst ontstaat en steeds erger kan worden.

  • Start: iets wat jou bang maakt: een gebeurtenis, situatie, iets voelen in je lichaam.
  • Gedachten: je denkt dat er iets ergs gaat gebeuren. Bijvoorbeeld:
    Dit is niet goed.
    Ik kan dit niet.
    Het gaat vast verkeerd.
    Ze vinden me raar.
    Mijn kind krijgt een ongeluk.
    Ik raak mijn werk kwijt.
    Straks doe ik alles fout.
  • Gevoel: angst
    Je voelt angst. Je kunt daar lichamelijk klachten bij hebben, zoals trillen en het warm krijgen.
  • Gedrag: je doet iets niet
    Je doet iets niet, je ontwijkt bepaalde dingen.
    Of je doet iets om je veiliger te voelen. Zoals dingen controleren. Of geruststelling vragen aan andere mensen. Of je gaat veel nadenken (piekeren).
  • Gevolg: even minder angst, maar later meer en vaker angst
    Als je iets niet doet, is je angst even minder. Het is dus heel begrijpelijk dat je dingen ontwijkt of dingen doet om je veiliger te voelen. Maar deze manieren werken kort. Je leert niet met de angst om te gaan.
    Als er weer iets gebeurt wat jou angstig maakt, kom je weer bij Start in de cirkel van angst.
    De angst kan groter worden. Je kunt er in meer situaties last van krijgen. En meer situaties gaan ontwijken. Zo krijgt de angst steeds meer invloed op je leven. Je durft steeds minder en je wereld wordt steeds kleiner.

Er zijn een paar manieren om uit de cirkel van angst te komen:

  • Doe wel wat je angstig maakt
    Bedenk wat je niet doet omdat je bang bent. Welke situaties ontwijk je? En wat doe je als ontwijken niet kan?
    Ga juist wel doen wat je spannend vindt. Zo kun je de angst ervaren. Je merkt dat de erge dingen waar je bang voor was, niet gebeuren. En dat je de angst aankan.
    Je moet de angst dus meemaken om te merken dat waar je bang voor bent niet gebeurt.
  • Gebruik gedachten die jou helpen
    Wat zijn je angstige verwachtingen? Kloppen ze wel? Hoe groot is de kans dat ze waar zijn?
    Probeer de gedachte minder belangrijk te maken: het is maar een gedachte.
    Bedenk gedachten die je kunnen helpen. Gebruik die in moeilijke situaties.
  • Verdraag de spanning
    Doe je iets wat angst geeft? Verdraag de spanning die je voelt. Zo kun je toch doen wat je graag wilt, ook al ben je bang.
    Soms helpt het om even op iets anders te letten of iets te doen. Dan ben je minder bezig met de angst.

Het is dus belangrijk dat je situaties waarin je bang bent, toch opzoekt. Je kunt tegen jezelf zeggen: 'Ik ben bang en ik doe het.' Je merkt dat de rampen waar je bang voor bent, niet gebeuren.

Hoe vaker je hiermee oefent, hoe minder je angst uiteindelijk wordt.
In het begin kan de angst tijdelijk erger worden. En je kunt je moe voelen. Angst ervaren kost veel energie.
Na een tijd leer je steeds beter met de angst omgaan. Je angst wordt minder. En je bent ook minder moe.

Goed voor jezelf zorgen

Erover praten

Vertel iemand die je vertrouwt over je gedachten en gevoel. Bijvoorbeeld een vriend, leraar of collega.

Stress minder maken

Probeer stress minder te maken. En zorg dat je goed slaapt, genoeg beweegt en ontspant.
Vaak heb je meer last van angst als je veel stress hebt en moe bent.

Je dagelijkse dingen doen

Probeer je studie of werk te blijven doen.
Komen je klachten door je werk? Of kun je je werk niet goed meer doen door de angsten? Praat met je werkgever of de bedrijfsarts.

Je gevoelens niet verdoven

Misschien drink je vaak alcohol om de angst minder te voelen. Of je gebruikt kalmerings-pillen of drugs.
Een middel helpt even: je voelt even minder angst. Maar langzaam worden je angsten er juist steeds erger van.
Je kunt er beter mee stoppen. Vraag daar hulp bij. Kijk bij:

Ben je gestopt? Dan is je angststoornis soms ook weg. Of je klachten zijn minder.

Middelen van de drogist als je last van angst hebt

Bij de drogist zijn kruiden-middelen te koop. Zoals passiflora, valeriaan, sint-janskruid (hypericum), 5-HTP en cannabis-olie (CBD-olie).

Die middelen hebben risico's: er is vaak niet of niet goed onderzocht of ze werken.
Ook is het meestal niet bekend wat er precies in zit. En of ze veilig zijn.
Sommige middelen geven extra risico's als je ook bepaalde medicijnen slikt. Slik de kruiden-middelen daarom niet.

Behandeling van een angststoornis

De eerste stap in de behandeling is uitleg over angst en adviezen van je huisarts. Ga zelf oefenen met deze adviezen.

Als dat niet genoeg helpt, kun je therapie krijgen. Je gaat oefenen met angstige situaties. Ook kun je gedachten leren die je helpen. Dit heet cognitieve gedragstherapie (CGT).

Lees meer bij behandeling van een angststoornis.

Wanneer bellen bij een angststoornis?

Maak een afspraak met je huisarts in 1 of meer van deze situaties:

  • Je doet dingen niet meer en je wilt hier behandeling voor.
  • Je krijgt een behandeling, maar je klachten worden erger.
  • Je hebt steeds vaker gedachten over zelfmoord.
    Heb je nu hulp nodig? Kijk bij denken aan zelfmoord.
  • Je slikt medicijnen tegen angst en hebt veel last van bijwerkingen.
  • Je slikt medicijnen tegen angst en wilt daarmee stoppen.
  • Je drinkt te veel alcohol, gebruikt drugs of slikt kalmerings-pillen.

Meer informatie over angst

GGZ
NHG
Deze tekst is aangepast op