In het kort
- Bij atriumfibrilleren klopt het hart onregelmatig en meestal ook sneller dan normaal.
- U kunt zich onrustig en angstig voelen.
- Ook kunt u duizelig zijn of sneller moe bij inspanning.
- Uw huisarts bepaalt of er verder onderzoek nodig is.
- Duurt het atriumfibrilleren lang of komt het steeds terug? Dan zijn medicijnen nodig.
- Er zijn medicijnen die het hart langzamer laten kloppen.
- Er zijn medicijnen die het bloed dunner maken.
Film
- Filmbestand mp4, 2:04 minuten, 18mb
- Geluidsbestand mp3, 2:04 minuten, 3mb
- Ondertitelingsbestand srt, 2kb
- © 2012-2023 NHG | Disclaimer
Wat is atriumfibrilleren?
Het atrium is een deel van het hart. In het hart zitten vier holtes. De twee bovenste holtes noemen we boezems (atria) en de twee onderste holtes kamers (ventrikels). Tussen de boezems en kamers zitten hartkleppen. Het bloed stroomt het hart binnen via de boezems, komt daarna in de kamers en wordt dan weer het lichaam in gepompt.
Atriumfibrilleren betekent letterlijk 'trillen van de hartboezem'.
Het hart klopt in een bepaald ritme: als u rustig zit meestal met 60 tot 90 slagen per minuut. Als u zich inspant, klopt uw hart sneller.
Soms klopt het hart te snel of onregelmatig. Dan kan er sprake zijn van een hartritmestoornis.
Atriumfibrilleren is zo’n hartritmestoornis. Bij atriumfibrilleren klopt het hart onregelmatig en meestal sneller, vaak met meer dan 100 slagen per minuut, terwijl u zich niet eens inspant.
Of het echt gaat om atriumfibrilleren is alleen op een hartfilm (ECG) te zien. Het kan zijn dat u een apparaatje bij zich moet dragen. Dat meet het ritme op het moment dat het onregelmatig is.
Wat zijn de verschijnselen van atriumfibrilleren?
Sommige mensen voelen hun hart onregelmatig of snel kloppen. Dit kan onrust geven en soms angst.
U wordt misschien sneller moe of kortademig, bijvoorbeeld bij lichamelijke inspanning.
U kunt duizelig worden of u krijgt een licht gevoel in het hoofd.
Er zijn ook mensen die niet merken dat ze atriumfibrilleren hebben.
Atriumfibrilleren gaat in meer dan de helft van de gevallen vanzelf over, vaak binnen twee dagen.
Bij een derde van de mensen duurt atriumfibrilleren langer dan twee dagen of komt het steeds terug. Het bloed in het hart kan daardoor wat trager gaan stromen. Er is dan een kleine kans dat er bloedstolsels ontstaan.
Zo’n stolsel uit het hart kan in een bloedvat in de hersenen terechtkomen. Het stolsel komt in het bloedvat vast te zitten en sluit het af. Een deel van uw hersenen krijgt daardoor geen bloed meer en u krijgt dan een beroerte.
Uw kans op een beroerte bij atriumfibrilleren is groter bij:
- hartfalen (het hart pompt minder goed);
- hoge bloeddruk;
- leeftijd ouder dan 65 jaar;
- diabetes mellitus;
- eerder een beroerte hebben gehad;
- hartklepafwijkingen;
- vaatziekten;
- vrouwen.
Een bloedstolsel kan ook een bloedvat in uw been of in uw darm afsluiten.
Hoe ontstaat atriumfibrilleren?
Bepaalde zenuwvezels zorgen ervoor dat uw hart steeds een signaal (een elektrische prikkel) krijgt om te kloppen. Bij atriumfibrilleren zijn deze signalen niet goed waardoor uw hart onregelmatig klopt. De precieze oorzaak blijft vaak onduidelijk.
Soms duurt atriumfibrilleren kort, bijvoorbeeld:
- bij een stoornis van de schildklier;
- bij koorts;
- bij een longontsteking;
- bij bloedarmoede;
- direct na een hartinfarct of een hartoperatie.
Zodra de ziekte over is verdwijnt het atriumfibrilleren meestal vanzelf.
Atriumfibrilleren wordt soms uitgelokt door:
- zware inspanning of stress;
- een stevige maaltijd;
- veel alcohol of koffie;
- drugs of bepaalde medicijnen (sommige schildklier- of astmamedicijnen of prednison).
Wanneer u hiermee stopt gaat het meestal vanzelf over.
De kans op atriumfibrilleren is groter bij:
- mannen,
- ouderen (75-plussers),
- mensen met een hartklepafwijking,
- mensen met een hartziekte,
- mensen met hoge bloeddruk en
- mensen met diabetes mellitus.
prednison
Prednison is een bijnierschorshormoon, ook wel corticosteroïd genoemd.
Bijnierschorshormonen remmen ontstekingen en overgevoeligheidsreacties. Ze zijn ook nodig om energie, mineralen en zouten vrij te maken en op te slaan.
Artsen schrijven prednison voor bij:
- Ziektes met ernstige ontstekingen. Bijvoorbeeld luchtwegontstekingen (zoals COPD), reumatische aandoeningen (zoals reuma, polymyalgie en jichtaanvallen), darmziekten (namelijk colitis ulcerosa en de ziekte van Crohn), het syndroom van Sjögren, bepaalde oogontstekingen, clusterhoofdpijn, lupus erythematodes (LE), ernstige huidontstekingen (zoals bij lepra), bepaalde bloedziekten (zoals de bloedstollingsziekte ITP), de ziekte van Duchenne (spierziekte), Bellverlamming (een vorm van gezichtsverlamming), bij nierziektes, zoals het nefrotisch syndroom en bij netelroos. Ook bij ontstekingen bij tuberculose (van het hartzakje en van de hersenen).
Bij ontstekingsziekten wordt het op verschillende manieren gebruikt: in een hoge dosering voor een paar dagen tot weken (stootkuur) en in een lagere dosering voor meerdere maanden (langdurige behandeling). Artsen schrijven het meestal voor als stootkuur. - Prednison wordt ook gebruikt om afstotingsreacties tegen te gaan. Na orgaantransplantaties en als onderdeel van een behandeling bij kanker.
- Ook wordt het gebruikt om een tekort aan lichaamseigen bijnierschorshormonen aan te vullen. Zoals bij de bijnierziekten de ziekte van Addison, de ziekte van Cushing en het adrenogenitaal syndroom. Als het op deze manier gebruikt wordt heet het substitutietherapie.
Ziektes waarbij prednison wordt gebruikt zijn:
Voor meer informatie zie Apotheek.nl.Adviezen bij atriumfibrilleren
Bij de eerste keer atriumfibrilleren kan het binnen twee dagen vanzelf overgaan.
Koffie, alcohol, drugs of zware maaltijden kunt u beter niet nemen, omdat deze atriumfibrilleren kunnen uitlokken.
Behandeling van atriumfibrilleren
Geeft atriumfibrilleren veel klachten, duurt het lang of komt het steeds terug? Dan krijgt u medicijnen om te zorgen dat uw hart minder snel klopt. Uw hartslag kan dan nog steeds onregelmatig zijn. Maar omdat uw hart langzamer klopt, voelt u zich rustiger. Door de medicijnen kunt u zich ook beter inspannen. Voorbeelden van middelen zijn: bètablokkers, calciumantagonisten en digoxine. Deze medicijnen helpen om uw hartslag weer onder de 110 slagen per minuut te krijgen.
Bij atriumfibrilleren dat langer duurt dan twee dagen of terugkomt, krijgt u ook bloedverdunners (ook wel antistollingsmiddelen genoemd). Dit zijn medicijnen die helpen bloedstolsels te voorkomen. Hoe minder snel uw bloed stolt, hoe kleiner de kans is dat er een stolsel ontstaat. Daarmee verkleint u ook de kans op een beroerte. Er zijn twee soorten bloedverdunners: cumarines en DOAC's. Voorbeelden van cumarines zijn: acenocoumarol en fenprocoumon . Voorbeelden van DOAC's zijn: apixaban , dabigatran , edoxaban en rivaroxaban .
Sommige mensen mogen geen cumarines of DOAC's hebben. Zij krijgen dan een bloedplaatjesremmer: acetylsalicylzuur.
Samen met uw huisarts bespreekt u of er ook medicijnen nodig zijn om uw maag te beschermen.
U heeft geen bloedverdunners nodig als u:
- man bent én
- jonger dan 75 jaar én
- geen risicokenmerken heeft die de kans op een beroerte bij atriumfibrilleren vergroten.
Soms heeft atriumfibrilleren een andere oorzaak, bijvoorbeeld een longontsteking. Dan moet deze oorzaak worden behandeld. Bij longontsteking krijgt u medicijnen tegen longontsteking. Meestal wordt de hartslag dan ook weer normaal.
acenocoumarol
Acenocoumarol is een antistollingsmiddel.
Artsen schrijven het voor bij trombose, na een hartinfarct, beroerte (herseninfarct) of TIA en bij hartritmestoornissen.
apixaban
Apixaban is een antistollingsmedicijn.
Artsen schrijven het voor bij trombose en om trombose te voorkomen, bijvoorbeeld bij heupoperaties en knieoperaties en om een beroerte of trombose te voorkomen bij bepaalde hartritmestoornissen.
Voor meer informatie zie Apotheek.nl.dabigatran
Dabigatran is een antistollingsmedicijn.
Artsen schrijven het voor bij trombose en om trombose te voorkomen, bijvoorbeeld bij heupoperaties en knieoperaties.
Soms wordt het gebruikt om trombose of een beroerte te voorkomen bij bepaalde hartritmestoornissen.
Voor meer informatie zie Apotheek.nl.digoxine
Digoxine behoort tot de groep geneesmiddelen die hartglycosiden worden genoemd. Digoxine verbetert de pompkracht van het hart en zorgt voor een regelmatige rustige hartslag.
Artsen schrijven het voor bij hartfalen en hartritmestoornissen.
edoxaban
Edoxaban is een antistollingsmedicijn.
Artsen schrijven het voor bij trombose en om trombose of een beroerte te voorkomen bij bepaalde hartritmestoornissen.
Voor meer informatie zie Apotheek.nl.fenprocoumon
Fenprocoumon is een antistollingsmiddel.
Artsen schrijven het voor bij trombose, na een hartinfarct, beroerte of TIA en bij hartritmestoornissen.
rivaroxaban
Rivaroxaban is een antistollingsmedicijn.
Artsen schrijven het voor bij trombose en om trombose of een beroerte te voorkomen, zoals bij bepaalde hartritmestoornissen of bij heupoperaties en knieoperaties, en om beroerte en hartaanval te voorkomen na een hartinfarct (hartaanval) of bij hartziekten.
Voor meer informatie zie Apotheek.nl.Hoe gaat het verder met atriumfibrilleren?
Jonger dan 65 jaar
Bent u jonger dan 65 jaar en heeft u voor het eerst atriumfibrilleren? Dan gaat u binnen twee dagen naar het ziekenhuis. Daar onderzoekt de cardioloog wat de oorzaak is.
Op jonge leeftijd kan een snelle behandeling er soms voor zorgen dat het atriumfibrilleren niet meer of minder snel terugkomt. Die behandeling bestaat dan uit medicijnen of een elektrische prikkel (onder narcose). Het geven van die elektrische prikkel heet cardioversie.
Bij veel mensen gaat atriumfibrilleren niet meer weg. Zij moeten meestal bloedverdunners blijven gebruiken.
Ouder dan 65 jaar
Bent u ouder dan 65 jaar en heeft u voor het eerst atriumfibrilleren? Dan gaat u binnen twee dagen terug naar uw huisarts voor controle. De huisarts vraagt hoe het met u gaat en controleert uw hartslag. Soms wordt er (opnieuw) een ECG gemaakt.
Is het atriumfibrilleren verdwenen, dan is verdere behandeling of onderzoek niet nodig.
Is het atriumfibrilleren er nog of komt het steeds terug, dan krijgt u waarschijnlijk medicijnen om uw hart rustiger te laten kloppen. U krijgt ook bloedverdunners om de kans op een stolsel te verkleinen.
- Bent u ouder dan 65 én
- heeft u korter dan twee dagen atriumfibrilleren én
- de hele tijd veel klachten? Dan kan de cardioloog proberen het hart een elektrische prikkel te geven om te kijken of het hart weer normaal gaat kloppen. Het geven van die elektrische prikkel heet cardioversie.
Krijgt u van uw huisarts medicijnen, dan gaat u elke week voor controle naar uw huisarts totdat:
- de klachten minder zijn,
- het bloed dun genoeg is (als u cumarines gebruikt) en
- u goed om kunt gaan met de bloedverdunnende medicijnen.
De huisarts controleert ook of uw hart goed blijft werken. Hij/zij vraagt naar benauwdheid bij inspanning en bekijkt of u vocht vast houdt.
Werken de medicijnen goed en zijn de klachten weg of veel minder? Dan blijft jaarlijks contact met uw huisarts belangrijk. Bij de jaarlijkse controle bespreekt u met uw huisarts eventuele klachten of problemen. Uw huisarts bekijkt of uw medicijnen moeten worden aangepast.
Wanneer contact opnemen bij atriumfibrilleren?
Bij hartkloppingen:
- Bent u jonger dan 65 jaar en heeft u hartkloppingen? Bel direct uw huisarts of de huisartsenpost om te overleggen. Als u atriumfibrilleren heeft, stuurt de huisarts u door naar de cardioloog voor verder onderzoek. Op jonge leeftijd kan een snelle behandeling (binnen 48 uur) er soms voor zorgen dat het atriumfibrilleren weg blijft.
- Bent u ouder dan 65 jaar en heeft u hartkloppingen? Bel dan uw huisarts om te overleggen. Deze kijkt of onderzoek en behandeling nodig is. De klachten gaan vaak binnen twee dagen vanzelf over.
Neem ook direct contact op met uw huisarts als u plotseling:
- verward raakt,
- moeilijk kunt praten,
- minder ziet,
- of als uw gezicht scheef trekt.
Deze verschijnselen kunnen ontstaan bij een bloedstolsel in de hersenen (beroerte). U moet dan direct naar het ziekenhuis voor behandeling.
Als u atriumfibrilleren heeft:
- Gebruikt u bloedverdunners? En heeft u last van braken, diarree of een infectie (koorts)? Bel dan uw huisarts. Soms moeten de medicijnen dan (tijdelijk) worden aangepast.
Meer informatie over atriumfibrilleren
De informatie over atriumfibrilleren is gebaseerd op de wetenschappelijke richtlijn voor huisartsen, de NHG-Standaard Atriumfibrilleren.