In het kort

  • Iemand die sterft heeft meestal geen zin meer in eten en drinken. Probeer niet om toch eten en drinken te geven.
  • Iemand die sterft wordt ook slaperiger.
  • De ademhaling stopt soms. Iemand heeft daar zelf geen last van.
  • Vraag wat de persoon fijn vindt. Bijvoorbeeld rust rond het bed, of juist niet. 

Afscheid nemen

Sterven betekent afscheid nemen, het leven loslaten. Dat is voor de meeste mensen niet makkelijk. Het heeft moeilijke en mooie momenten: momenten met verdriet, angst, een machteloos gevoel of boosheid, maar ook momenten met dankbaarheid, liefde, humor en hoop.

Welke steun je kan geven, hangt af van de persoon. En je relatie met deze persoon.
Is het al een tijd duidelijk dat iemand gaat sterven? Vraag iemand wat die belangrijk en fijn vindt aan het eind van het leven. Dan is het voor jou ook makkelijker om de juiste steun te geven. En ben je samen de laatste fase aan het voorbereiden.

  • Je kunt iemand bijvoorbeeld steunen door over prettige herinneringen te praten.
  • Rust en vertrouwen zijn erg belangrijk. Het helpt als iemand die sterft het gevoel heeft dat die kan gaan. Misschien merk je dat er nog dingen zijn waar de stervende aan denkt. Zoals zorgen of spijt. Kijk dan of je daarover kunt praten.
  • Misschien vindt je naaste het fijn om met een geestelijk verzorger te praten. Er zijn geestelijk verzorgers voor alle geloven en ook voor mensen die niet geloven. Je vindt een geestelijk verzorger op geestelijkeverzorging.nl.
  • Soms is gewoon samen zijn al genoeg om iemand te steunen.

Als de dood dichterbij komt, kan iemand een soort rust voelen. Ook voor jou voelt het dan alsof de stervende het leven rustig loslaat.

Veranderingen als iemand gaat sterven

Aan de volgende dingen kun je merken dat het einde van iemands leven dichterbij komt:

  • Iemand die aan het sterven is, eet en drinkt steeds minder.
  • De persoon wordt slaperiger en reageert minder.
  • De ademhaling wordt onregelmatig en stopt af en toe.
  • De huid wordt koud.

Sterven kan snel gaan: in uren. Of langzamer: in dagen tot een week.

Adviezen bij minder zin in eten en drinken

Iemand die sterft heeft meestal weinig of geen zin meer in eten en drinken. Je naaste voelt geen honger of dorst. En kan snel mager worden. De wangen worden dunner, de neus wordt puntiger en de ogen komen dieper te liggen. Dit is natuurlijk en hoort bij het sterven.

  • Probeer niet om toch eten en drinken te geven.
    Dit is niet prettig voor je naaste. Het kan ervoor zorgen dat die zich verslikt of misselijk wordt.

Plassen

Als iemand weinig drinkt, plast die ook weinig. De blaas werkt vaak minder goed.
Het lukt daarom soms niet meer om de plas op te houden.

  • Verband voor in de onderbroek en matjes kunnen dan helpen om de plas op te vangen.
  • Je naaste kan ook een slangetje naar de blaas krijgen om de plas op te vangen: een blaas-katheter. Hier kan de thuiszorg of huisarts voor zorgen.

De mond van je naaste verzorgen

Iemand die sterft kan last hebben van een droge mond.

  • Als je naaste dat wil, kun je kleine slokjes te drinken geven. Of wat fijngehakte ijsblokjes of een waterijsje. Wees wel voorzichtig met drinken geven als slikken moeilijk gaat. Je naaste kan zich verslikken. Als je naaste niet vraagt om drinken, geef het dan niet.
  • Je kunt de mond van binnen nat maken met een nat gaasje of speciaal sponsje. Doe dit zo vaak als je naaste wil. Je kunt hiervoor ook spray of gel voor in de mond gebruiken.
    Gaasjes, sponsjes, spray en gel zijn te koop bij apotheek of drogist.
  • De lippen zijn vaak droog. Je kunt ze vet houden met een beetje vaseline.

De ademhaling verandert

Bij het sterven verandert de ademhaling. Er kan meer slijm in de keel blijven zitten. Dat komt omdat het automatische hoesten en slikken minder goed werkt. Door het slijm zijn er geluiden bij het ademhalen. Je denkt misschien dat iemand dan benauwd is of zelfs bijna stikt. Maar de stervende heeft er zelf geen last van.

De ademhaling stopt soms en begint daarna met een diepe zucht weer. Er zit steeds meer tijd tussen de ademhalingen, soms wel een halve minuut. De persoon krijgt het niet benauwd. Het gezicht ziet er ook rustig uit.
De pauzes in de ademhaling worden steeds langer. Iemand die sterft haalt steeds minder diep adem. Tot de laatste adem. Dat is vaak in een zucht na een lange stilte.

Minder bloed naar de huid

Het lichaam zorgt dat het bloed zo lang mogelijk naar belangrijke organen stroomt, zoals het hart en de longen.
Daardoor krijgen de handen, armen, voeten, benen en neus minder bloed.

  • Ze kunnen koud aanvoelen.
  • Op de benen kunnen paars-blauwe vlekken komen.
  • Het gezicht wordt bleker of grijzer. En bij de laatste ademhaling helemaal bleek bij een lichte huid. Bij een donkere huid wat grijzer.
    Na de dood wordt dit weer normaler. Daardoor lijkt iemand een paar uur nadat die is overleden weer meer op zichzelf.

Onrustig en in de war

Iemand die sterft kan opeens onrustig en in de war zijn. Het lijkt misschien alsof die van alles beleeft of ziet. Vaak maakt die kleine bewegingen met de hand, alsof iemand iets wil plukken of aanwijzen.
Dit is een delier. Een delier kan komen in de laatste dagen en vooral in de laatste uren van het leven.

Hoe kun je hiermee omgaan?

  • Je kunt steun geven door rustig aanwezig te zijn.
  • Probeer de beelden die iemand ziet niet tegen te spreken. Geef er geen aandacht aan. Je kunt over iets anders gaan praten. Dat kan helpen.
  • Als iemand veel last van onrust heeft, kan een arts medicijnen geven die iemand rustiger maken.

Steeds minder wakker

Iemand die sterft is minder vaak en minder lang wakker. De persoon lijkt zich steeds meer terug te trekken uit het leven.
Je kunt merken dat iemand niet meer alles begrijpt van wat je zegt. Misschien hoort die je wel, tot op het laatst.

  • Vraag je naaste wat die fijn vindt: niet te veel mensen tegelijk rond het bed of juist wel.
  • Vraag je naaste ook of die wil dat het stil en rustig is. Of dat je naaste het juist fijn vindt als mensen praten. Of dat er muziek is.
    Ga ervan uit dat je naaste hoort wat mensen zeggen. Je kunt bijvoorbeeld over prettige herinneringen praten.
  • Of iemand aanraken fijn vindt, verschilt per persoon. Ook dat kun je vragen.

Voor het overlijden is iemand steeds minder wakker. In de laatste uren glijdt iemand vaak in een diepe slaap of coma.

Waken als iemand gaat sterven

Als het einde van het leven dichtbij is, kunnen familie en vrienden waken. Dan zorgen jullie ervoor dat er dag en nacht 1 van jullie bij je naaste is.

  • Vraag aan je naaste of die dit fijn vindt of niet.
  • Bespreek met elkaar of het mogelijk is voor iedereen. Waken is bijzonder, maar past niet bij iedereen. Bespreek heel goed samen of je dit wel en niet prettig vindt.
  • Bespreek ook met elkaar dat je misschien niet allemaal het moment van overlijden meemaakt. Omdat je ook moet kunnen rusten. En spreek af wanneer je elkaar belt.

Tijdens het waken kun je zorgen voor een sfeer die past bij de je naaste. Het kan zijn dat je zorgt voor rust en een warme sfeer maakt. Bijvoorbeeld met zacht licht, foto's, door te bidden, zachte muziek op te zetten of iets voor te lezen. Als iemand gelovig is, kunnen gebruiken of rituelen die bij het geloof passen rust geven.
Het kan ook zijn dat iemand het prettig vind om dagelijkse geluiden te blijven horen, zoals televisie, muziek of kletsende mensen.

Bij iemand waken kan iets fijns en moois zijn, maar ook vermoeiend. De tijd lijkt vaak stil te staan in deze dagen. Het sterven kan lang duren.

  • Zorg er daarom voor dat je om de beurt waakt. Zo kan iedereen ook genoeg rust krijgen.
  • Zorg dat er genoeg hulp is, bijvoorbeeld van een verpleegkundige of verzorgende. Deze zorg kun je via de huisarts of de thuiszorg regelen.
  • Er zijn ook vrijwilligers die thuis kunnen helpen. Kijk op vptz.nl of hulp bij jou mogelijk is. Soms kan er ook 's nachts een vrijwilliger komen.

Hoe kinderen omgaan met sterven

Kinderen voelen vaak aan dat er iemand doodgaat. Soms willen ouders kinderen weghouden bij ziekte en de dood. Maar dat is niet nodig.

  • Juist in deze situatie is het voor kinderen belangrijk om erbij te horen. Laat kinderen bijvoorbeeld een tekening maken voor de persoon die sterft. Of een brief schrijven met mooie herinneringen.
  • Probeer hun vragen eerlijk te beantwoorden.
    Kinderen hebben veel fantasie. Hun fantasie is vaak enger dan wat er echt gebeurt.
  • Zeg niet tegen kinderen dat iemand die sterft gaat slapen. Kinderen kunnen dan gaan denken dat slapen en doodgaan hetzelfde is. En ze kunnen zelf bang worden om te gaan slapen.

Kleine kinderen kunnen gewoon met de situatie omgaan. Dat kan de situatie lichter maken.

Tips als je zorgt voor iemand die sterft

  • Probeer met je naaste te overleggen wat die prettig vindt en wat niet. Bespreek dat ook met de verpleegkundigen of verzorgenden.
  • Vraag de huisarts en de verpleegkundige gerust om advies: zij kunnen proberen om het sterven zo goed en prettig mogelijk te maken.
  • Schrijf de telefoonnummers op van de huisarts van je naaste en van de huisartsen-spoedpost. Als je naaste overleden is, bel je je huisarts (op werkdagen) of de huisartsen-spoedpost (avond, nacht, weekend).
  • Maak ook een lijstje met telefoonnummers van de andere mensen die je moet bellen na het overlijden.

Na het overlijden thuis

  • Als je naaste overleden is, kun je rustig de tijd nemen om afscheid te nemen.
  • Bel daarna de eigen huisarts (op werkdagen). In de avond, nacht en het weekend bel je naar de huisartsen-spoedpost.
    De eigen huisarts of een huisarts die dienst heeft, komt de overledene schouwen. Schouwen betekent dat de huisarts het lichaam onderzoekt om de dood officieel vast te stellen.
  • De huisarts vult de papieren van overlijden in.
  • Daarna kun je de uitvaartverzorger bellen.
  • Als je wilt helpen met de laatste verzorging, kan dat. De thuiszorg of uitvaartverzorger kan je daarbij begeleiden.

Geef jezelf tijd om te rouwen. Herinneringen kunnen je helpen. Zoek bijvoorbeeld foto's uit of schrijf herinneringen op.

NHG
Deze tekst is aangepast op